TRIMMEN.
Trimmen is in de eerste plaats het verwijderen van de oude (dode) vacht en het reguleren van een te overvloedige haargroei waar de hond last kan van hebben.
Dit gebeurt door gebruik te maken van verschillende trimtechnieken.
Welke technieken die we gebruiken hangt af van de soort vacht van de hond.
Trimtechnieken worden ook gebruikt om de vacht te modelleren.
KNIPPEN EN SCHEREN.
Bij deze trimtechniek wordt het haar alleen maar ingekort. De haarwortel blijft in de huid zitten.
Deze techniek mag , in tegenstelling tot wat veel mensen denken, maar in enkele gevallen worden toegepast. Men mag alleen enkele doorgroeiende vachten met zacht haar knippen.
Voor andere vachten kan het knippen vervelende consequenties hebben.
Voor het scheren gebruikt men hondentondeuses met verwisselbare scheerkoppen,waarmee verschillende haarlengten kunnen worden geknipt.
PLUKKEN.
Met plukken wordt bedoeld het uit trekken met wortel en al van dood haar.
Dit gebeurt met een snel draaiende beweging.
Plukken is vrij arbeidsintensief.
Plukjes haar tussen duim en wijsvinger nemen en het met een trekdraaibeweging uittrekken.
Als de vacht van de hond “trimrijp” is , is dit plukken niet pijnlijk.
UITDUNNEN OF EFILLEREN.
Effileren wordt gebruikt bij het reguleren en modeleren van te overvloedig, voor de hond vaak hinderlijk haar. Omdat bij deze techniek ook net als bij het knippen en scheren de haarwortel in de huid blijft zitten, is voorzichtigheid geboden.
UITWOLLEN.
Bij uitstek een techniek die gebruikt wordt bij de ruifase van de zogenoemde “ niet specifieke trimhonden”, geen radicale methode , maar je kunt er wel veel loszittend haar mee kwijtraken.
Met uitwollen wordt door middel van een getand uitwolmesje ( wigvormige tandjes) of utwolhaak, de onderwol tussen de dekharen uitgekamd, waarbij tevens alle loszittende dekharen meekomen.
Het toepassen van de uitwoltechniek mag alleen als de hond duidelijk in de ruiperiode is en de vacht echt uit vrijwel dood haar bestaat.